Hart
“Here, mag ik dan hun hart?”
“Hun hart? Hoe kom je daar nu bij? Waarom zou je dat mogen?”
“Nou, euhm, tja, ik wil ook iets!” Hij is even stil, denkt na. Hoe kan hij dit het beste verwoorden, zodat hij zijn zin krijg en hij de oude man overtuigt. Hij ziet de grijze lokken van de oude man, ze vallen langs zijn ronde gezicht. Hij is oud. Ouder dan eeuwenoud. Te oud? Minder alert? Hij ruikt zijn kans.
Zijn ogen beginnen te glimmen, een klein geel lichtje verschijnt in zijn pupil. Langzaam begint hij te praten.
“Kijk, u bent van de oneindige liefde, de grote schepper. Van in den beginne was het woord, van licht en donker, hemel en aarde, van goed en kwaad. Zij van het goede hebben al zoveel. Maar ik mag toch ook iets? U bent toch ook de schepper van mijn deel van de wereld, van goed én kwaad?” Zijn tong schiet over zijn lippen, vragend kijkt hij de oude man aan:
“Daarom vraag ik u: mag ik hun hart?”
Lees meer