De regen stroomt over de ruiten, afgewaaide takken van de perenboom liggen dor op het gras in onze tuin. Ik sta in de achterkamer en frons. Nijdig gooi ik het tijdschrift op eettafel. Wat is dit slecht! Het blad claimt over onderzoek te gaan. Maar de conclusies die vervolgens na een onderzoek worden getrokken zijn volkomen onwetenschappelijk. Bovendien zijn ze fantasieloos en saai, zonder enig nieuw inzicht. De stemmen in mijn hoofd mopperen door. Ik ben boos!
Eigenlijk hou ik niet van boos zijn.
Meestal verzet ik me er tegen. Ik ga aan leuke dingen denken: dat mooie boek dat mijn aandacht afleidt. Of ik relativeer het: hoe belangrijk is zo’n tijdschrift nou?
Maar dat doe ik nu niet. Ik heb geleerd over emoties. Dat het goed is om ze te voelen. Ze toe te laten. Er in af te dalen. Ik maak een keus: deze kleine, onbenullige boosheid over het matige onderzokers-tijdschrift ga ik eens lekker voelen.
Mijn hoofd moppert door…
Mijn hoofd moppert door. Ik voel de boosheid in me opwellen: ‘Bah! Wat een slecht tijdschrift!’ Ik krijg er lol in en mopper door: ‘Dat kan beter! Dat kan ík beter.’ Ik voel onder de boosheid een stille kracht opwellen. Dan schiet er opeens een zacht stemmetje door het geweld van de boosheid heen: ‘Ga dat dan maar doen’. Opeens wordt het stil in mijn hoofd. Ik kijk naar de regen die strepen trekt op de ruit. Zal ik? Durf ik? Kan ik? De woede bruist nog in me, zet zich om in een stille kracht, een ultieme motor. In drie stappen ben ik bij mijn laptop in de hoek van de kamer. Ik klap hem open en begin te typen.
Lees meer